20 February, 2025
#58 Portret van een vrouw in de financiële sector: Géraldine Thiry
Kan je kort je huidige rol in de NBB beschrijven?
Ik ben 42 jaar. Sinds september 2023 ben ik directeur in de Nationale Bank van België en momenteel ben ik verantwoordelijk voor statistiek en bankafwikkeling. Misschien is het nuttig om kort uit te leggen wat bankafwikkeling juist is. Van de vele vakgebieden in de NBB is het namelijk een van de minder bekende. Bankafwikkeling is een afwijkingsregeling (juridisch uitzonderingskader) voor het faillissement van banken. Ze moet ervoor zorgen dat de financiële of reële economie niet (of zo weinig mogelijk) wordt getroffen als een bank in gebreke blijft en dat staatssteun in zulke gevallen niet nodig is. De bedoeling is dus om de burgers en de financiële stabiliteit te beschermen (onder meer door een overloopeffect te voorkomen). Het departement Statistiek zorgt dan weer voor de nationale rekeningen die aan de basis van de bbp-berekening liggen, de financiële statistieken die verband houden met de rapportering van de banken en de kredietgegevens en financiële stromen, en de publicatie van de statistieken (door ze aan supranationale en internationale instellingen te bezorgen, infografieken te maken, ze online te plaatsen, enz.).
Het is ook nuttig om te verduidelijken welke rol een directeur in de Nationale Bank speelt, want het organigram van de Bank is atypisch: we bevinden ons tussen de Regentenraad – die niet dezelfde bevoegdheden als een klassieke raad van bestuur heeft – en de chefs van de departementen en autonome diensten. Het Directiecomité legt de strategische koers van de Bank vast en neemt de verantwoordelijkheid voor de beslissingen die in naam van de Bank als geheel worden genomen. De leden van het Directiecomité moeten bijgevolg een sterke transversale kennis van alle departementen en hun uitdagingen hebben. Die kennis moet verder reiken dan alleen maar de departementen of diensten waar ze verantwoordelijk voor zijn. Dat is des te belangrijker omdat het Directiecomité een collegiaal orgaan is dat vrijwel uitsluitend op basis van consensus handelt.
Sinds mijn indiensttreding zet ik me dan ook in om een transversale en systeemrelevante visie van de instelling te ontwikkelen. Door de vele, erg diverse en dikwijls complexe en technische vakgebieden van de Bank moet je de dossiers dus grondig leren kennen. Tegelijkertijd is het ook erg belangrijk om daar een billijk evenwicht in te vinden: ten eerste kan je onmogelijk alles in detail kennen. Bovendien lijkt het me vanuit een leidinggevende rol beter om niet alles tot in de puntjes te willen kennen. Anders dreig je naar micromanagement af te glijden en het totaalbeeld van de organisatie te verliezen. Als directeur is dat totaalbeeld essentieel.
Het Directiecomité van de Nationale Bank is ook bijzonder door zijn meervoudige samenstelling. De leden van het Directiecomité worden benoemd op voordracht van de regering – een coalitieregering met meerdere partijen. Daarom zijn ze het per definitie niet gemakkelijk eens. Ze hebben immers verschillende wereldvisies en politieke gevoeligheden. Toch krijgt in werkelijkheid iedereen in het Directiecomité de kans om zijn of haar standpunt uit te spreken, ook in geval van onenigheid.
Kan je de belangrijkste fases van je studies en loopbaan beschrijven?
Ik heb een master in de politieke wetenschappen (internationale betrekkingen) en twee masters in de economie (algemene oriëntatie en diploma gevorderde studie). Daarna heb ik een doctoraatsproefschrift in de economie afgerond over de nieuwe welvaartsindicatoren en de uitdagingen van kwantificering. Na dat proefschrift volgden enkele jaren als postdoctoraal onderzoeker. In de ULB betrof mijn onderzoek een Europees project (de integratie van nieuwe sociaal-economische indicatoren in de besluitvorming) en in het Collège d’études mondiales in Parijs onderzocht ik in samenwerking met de universiteit van Oxford de integratie van het milieu in een multidimensionale armoede-indicator.
Ik heb vooral academische beroepservaring. Op mijn 22ste begon ik les te geven als assistente in de economie. Vervolgens werd ik hoogleraar aan het ICHEC. Ik bleef ook een aantal cursussen economie geven aan de UCLouvain (waar ik ook de titel van (deeltijds) hoogleraar heb verworven, na er 10 jaar als gastdocent te hebben gewerkt).
Hoe vat je jouw visie op je nieuwe functie kort samen?
Er is één krachtlijn doorheen mijn academische loopbaan: ik probeer economische theorieën kritisch en bedachtzaam te benaderen om onze economische systemen beter te kunnen vormgeven met betrekking tot de sociale en ecologische uitdagingen van de 21ste eeuw. Die krachtlijn typeert volgens mij ook hoe ik mijn beroep als directeur uitoefen.
Heb je tijdens je studies en loopbaan getwijfeld of ben je ooit zelfs de moed verloren? Hoe ben je daarmee omgegaan? Waren er mensen die je hielpen?
Ja, absoluut. Mijn proefschrift in de economie, waar ik in 2007-2008 aan was begonnen, ging over duurzame economische modellen en de nieuwe welvaartsindicatoren. In die periode was dat thema veel minder in zwang. Ook de latere stimulans van de commissie Stiglitz-Sen-Fitoussi ontbrak nog (die commissie werd in 2009 in Frankrijk opgericht door de president van de Republiek om na te denken over nieuwe welvaartsindicatoren en werd voorgezeten door drie gerenommeerde economen, waarvan er twee een Nobelprijs hadden gewonnen). Het was dus nog een vertrouwelijk thema en een aantal van mijn collega-economen hadden het enigszins in diskrediet gebracht.
Er waren veel dingen die me hielpen om ongemak of ontmoediging bij tekenen van minachting over mijn werk te overwinnen. Ten eerste waardeerden veel mensen in de bredere wetenschappelijke gemeenschap (sociaal-economen, filosofen, juristen en milieudeskundigen) mijn werk en vonden ze het relevant (ze achtten het vaak beter geschikt om de problemen van onze tijd aan te pakken). Ten tweede was er de vastberadenheid van mijn promotor. Ze stelde precieze, diepgaande vragen. Het soort vragen die me ertoe hadden aangezet om sociale wetenschappen (politieke wetenschappen en nadien economie) te studeren. Tot slot vond ik mijn onderzoek zinvol. Ik was ervan overtuigd dat ik mijn vaardigheden in de economie ten dienste van de maatschappij stelde.
Zolang ik het gevoel heb dat mijn werk en mijn inzet voor een rechtvaardige samenleving met elkaar samengaan, zeg ik op de moeilijke momenten tegen mezelf dat het de moeite waard is. En ik heb er zeker geen spijt van.
In mijn nieuwe rol bij de Nationale Bank is dat nog steeds het geval. Je moet ook echt beseffen dat je niet alleen bent. Als je luistert naar de mensen om je heen, kan je een verfijnder, genuanceerder beeld vormen. Dat is waar we collectief werk tot stand kunnen brengen, waar de verschillende standpunten in een gemeenschappelijk doel kunnen samenvloeien.
Tot slot, en last but not least, heb ik veel te danken aan iemand die me elke dag steunt: mijn partner. Hij moedigt me altijd aan om na te denken en deelt zijn eigen gedachten en de ideeën die voortkomen uit zijn uitgebreide lectuur. Als het nodig is, helpt hij me om een stap terug te zetten en complexe situaties vanuit een andere invalshoek te bekijken.
Wat betekent inclusief leiderschap voor jou?
Dat is vertrekken vanuit een vermoeden van deskundigheid: ik benader mijn collega’s niet met de gedachte dat ze niet bekwaam zijn, dat ze niet het juiste zullen doen, dat ze alleen aan hun eigenbelang denken. Nee, ik ga ervan uit dat mensen competent zijn en goede bedoelingen hebben bij hun werk. Sommigen zullen dat naïef vinden. Ik vind dat inclusief realisme. Ja, natuurlijk kunnen sommige mensen misschien minder ijverig zijn of minder toegewijd aan hun werk, en je kunt niet verwachten dat iedereen 100% gemotiveerd is voor elke taak. Maar ik ben ervan overtuigd dat als werknemers vanaf het begin het gevoel hebben dat hun leidinggevende ervan uitgaat dat ze hun werk goed zullen doen, ze zich erkend en gewaardeerd zullen voelen. En voor de manager of directeur is zo’n houding op basis van een vermoeden van deskundigheid, die welwillendheid oproept, een belangrijke voorwaarde voor een open dialoog. Het is gemakkelijker om iemand een kritische opmerking te geven als die persoon zich gerespecteerd voelt, omdat zij of hij die opmerking als zodanig zal opvatten, als kritiek op een handeling of uitgevoerde taak, en niet als kritiek op zichzelf als persoon, wat tot een verlies van eigenwaarde of demotivatie zou leiden. Ik heb dat ook gemerkt bij mijn studenten: als je welwillend bent, kun je veeleisend zijn. Veeleisendheid kan betrekking hebben op de inhoud van het werk, maar ook op de houding, vooral bij de interacties binnen teams.
Een ander essentieel element is het werk van collega’s erkennen en investeren in menselijke relaties. In dat opzicht wil ik graag een rolmodel zijn. Ik heb altijd veel bewondering voor de vaardigheden van de experten bij de Bank en het is onze plicht om die erkenning te tonen door bijzondere aandacht te besteden aan de mensen en hun werk.
Uit een onderzoek van Women in Finance blijkt dat 37% van de vrouwen met een leidinggevende functie in onze sector zegt dat ze een leiderschapsstijl moeten aannemen die niet bij hen past. Hoe heb jij je ‘authentic leadership’ kunnen behouden zonder je aan te passen, door jezelf te blijven?
Misschien om dezelfde reden als waarom ik een doctoraatsproefschrift in de economie schreef in een departement waar mijn werk sterk verschilde van wat daar gebruikelijk was: de overtuiging dat het zin heeft op het gebied van rechtvaardigheid, welzijn op het werk en vooral als burger die door haar werk bijdraagt aan de samenleving.
Mijn waarden sturen me heel sterk in mijn leven. Wanneer ik een beslissing belangrijk vind, denk ik dat ik genoeg zelfvertrouwen heb om die niet zomaar opzij te schuiven als mijn omgeving druk uitoefent of tegen die beslissing is gekant. Ik sta er natuurlijk wel altijd voor open om iets opnieuw ter discussie te stellen als blijkt dat ik het bij het verkeerde eind heb (aangezien dit in mijn ogen ook een essentiële waarde is).
Een ander element dat mijn authentieke leiderschapsstijl kan verklaren, is het belang dat ik hecht aan de ervaring van mijn collega’s en de openheid waarmee ik mijn leerbehoeften erken. Het is soms koorddansen om het evenwicht te vinden tussen het feit dat ik nog veel moet leren en toch niet het ‘studentje’ wil blijven, want ik wil mijn verantwoordelijkheid nemen. Je hoeft dus niet bang te zijn om je plaats in te nemen, maar je moet wel aandachtig blijven voor de houding die je aanneemt.
Welke plaats geef je in je loopbaankeuzes en je dagelijkse werk aan uiteenlopende meningen, achtergronden of benaderingen?
Een belangrijke plaats, zelfs een beetje tegen mijn wil in, aangezien ik zelf vaak diversiteit vertegenwoordig (en dan spreek ik hier niet alleen als vrouw, maar ook als ecologisch econoom).
Op relationeel vlak probeer ik zo veel mogelijk ruimte te maken voor vrijheid van meningsuiting, door bereid te zijn om te luisteren.
Dit is een belangrijk punt omdat we zien dat vrouwen de neiging hebben om zichzelf te beperken, dus we moeten deze ruimte van psychologische veiligheid openstellen zodat ze zich kunnen uiten.
Wat zou je vandaag tegen de jonge Géraldine zeggen die net klaar is met haar studies? Meer in het algemeen, welke boodschap zou je geven aan jonge vrouwen die aan het einde van hun opleiding twijfelen om in de financiële sector aan de slag te gaan?
Persoonlijk wilde ik niet in de financiële sector gaan werken. Ik bevond me aan het einde van mijn studies dus niet in dezelfde situatie als de jonge vrouwen die erover twijfelen om in deze sector aan de slag te gaan. Maar ik zou hen aanraden om het boek van Eva Sadoun te lezen: ‘Une économie à nous’, waarin de financiële sector in de economie en de maatschappij als geheel wordt geplaatst. Voor mij is het namelijk belangrijk om je af te vragen ‘waarom’ je in de financiële sector werkt. En dit boek geeft daar een heel goed antwoord op. Ik zou hen met andere woorden zeggen dat ze zichzelf de (naar mijn mening fundamentele) vraag moet stellen wat ze willen financieren. Aan welke financiële wereld ze graag willen bijdragen. En voor welke maatschappij.
Heb je ook een boodschap voor mannen met loopbaanambities in de financiële sector?
Ik zou hen hetzelfde zeggen: verlies nooit uit het oog dat financiering geen doel op zich is, maar wel een potentieel zeer krachtig middel om ten dienste te staan van een samenleving vol projecten. En het is vanuit dit maatschappelijke perspectief dat toezicht een van de taken van de Nationale Bank van België is, net als van vele andere centrale banken. Ik roep dus iedereen op om zich bewust te zijn van de kracht van het financiewezen en de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat. Ik vraag iedereen om oordeelkundig en verstandig om te gaan met financiering en consequent te zijn.